FAQ: Leerecosystemen oproep 66
Kunnen formele opleidingen en formele opleidingsactoren (scholen, universiteiten, volwassenonderwijs, …) gefinancierd worden binnen deze oproep?
Het ontwikkelen, aanbieden en/of deelnemen aan formele opleidingen wordt niet gefinancierd binnen deze oproep. De oproep focust zich immers op levensechte contexten voor leren waarbinnen burgers (nieuwe) dingen kunnen doen, waar hun leergoesting geprikkeld wordt en waar zij hun talenten kunnen ontdekken. Het leren dat doorgaat in klas- en leslokalen en dat eerder als doelstelling heeft om talenten verder te ontwikkelen tot competenties valt niet binnen de scope van dit programma.
Een belangrijke doelstelling van dit programma is dat burgers zich bewust worden en kunnen uitspreken over hun passies en talenten en dat ze van hieruit een persoonlijk leerpad vormgeven dat diverse mogelijkheden en contexten voor leren verbindt, waaronder ook formele leercontexten. Formele opleidingsactoren kunnen een rol opnemen in deze oproep in die zin dat ze mee kunnen werken aan een strategie om levensechte contexten voor leren te verbinden met meer formele leercontexten.
Wat wordt bedoeld met levensechte contexten voor leren?
Levensechte contexten bevinden zich buiten de klas- en leslokalen. Het zijn contexten waar we niet aanwezig zijn omdat we er moeten zijn, maar wel omdat we er willen zijn, bijvoorbeeld omdat we er een bepaalde interesse of passie terugvinden. Leren gebeurt binnen deze contexten in mindere mate door middel van kennisoverdracht van een expert (lesgever, docent, …) naar een lerende, maar eerder door - al dan niet samen met anderen - dingen te doen en te proberen. In de actie kunnen gaan en van daaruit passies en talenten ontdekken, staat centraal in deze contexten.
Een aantal voorbeelden (niet exhaustief):
- De plekken waar we naar toe trekken in onze vrije tijd, zoals de sportclub, de natuurclub, het cultuurhuis, …
- De plekken waar we actief zijn als vrijwilliger zoals de jeugdvereniging, het buurtcomité, …
- De plekken waar we mee bouwen aan een positieve impact op onze samenleving zoals een CSA boerderij, organisaties die werken met mensen in armoede, …
- De plekken waar we naartoe trekken om onszelf te ontwikkelen in een veranderende maatschappij zoals digipunten, ateliers, ...
Levensechte contexten voor leren tonen overeenkomsten met authentieke leeromgevingen of met wat gekend staat als informeel en non-formeel leren.
Welke rol kunnen bedrijven opnemen in een leerecosysteem?
Bedrijven hebben heel wat kennis, kunde en infrastructuur ter beschikking die zij ter beschikking kunnen stellen voor de doelstelling van het leerecosysteem. Hierbij is het wel van belang dat een bedrijf dit doet vanuit een maatschappelijke bezorgdheid, in lijn met de doelstelling van het organisatienetwerk, en niet louter vanuit een opportuniteit voor het bedrijf (bv. om eigen werknemers op te leiden of als rekruteringskanaal).
Welke doelstellingen streeft de oproep na?
De programmadoelstelling van Europa WSE is het vergroten van het aantal toegankelijke en levensechte contexten voor leren. Binnen deze contexten kunnen burgers (jong en oud) al doende hun passies en talenten ontdekken. Op die manier wakkeren we de leergoesting in Vlaanderen aan.
De doelstelling van het leerecosysteem (en organisatienetwerk dat dit vorm geeft) kan lokaal of regionaal ingevuld worden en hoeft niet een-op-een te zijn met de doelstelling van Europa WSE. De reden waarom organisaties de krachten gaan bundelen, wordt immers gedreven door een (regionale of lokale) maatschappelijke nood, zoals antwoorden bieden op sociaal isolement, de transitie maken naar een duurzaam landbouwmodel, meer kansen bieden aan nieuwkomers in de regio, … Een leerecosysteem kan in deze een middel zijn om de regionale of lokale doelstelling te bereiken. Zo kunnen activiteiten in het leerecosysteem mensen op een toegepaste manier en in de context van hun eigen (buurt)tuin kennis laten maken met nieuwe land- en tuinbouwtechnieken of kunnen mensen uit hun sociaal isolement gehaald worden door middel van activiteiten die doorgaan in levensechte contexten.
De specifieke doelstelling van deze oproep is het uitbouwen van een organisatienetwerk, dat contexten en activiteiten aanbiedt die talentontwikkeling en leren stimuleren in levensechte contexten.
Wie behoort tot de doelgroep van een leerecosysteem?
De finale doelgroep vooropgesteld door Europa WSE omvat alle Vlaamse burgers, waaronder werkenden, werkzoekenden, niet-beroepsactieve personen, leerlingen, studenten, … Kortom iedereen, van jong tot oud.
Projecten kunnen de keuze maken om zich te richten op een segment van deze grote groep om het project uitvoerbaar te maken. Belangrijk is evenwel dat men de brede doelgroep niet gaat verengen tot een niche of een al te specifieke doelgroep. Een interessante manier om hier een keuze in te maken is bijvoorbeeld de keuze te maken voor bepaalde thema’s of interesses (cultuur, natuur, techniek, koken, ..). De doelgroep verengt zich dan tot mensen die geïnteresseerd zijn in dit thema. Een andere keuze kan zijn om (aanvankelijk) te gaan richten op een bepaald leeftijdssegment.
Wanneer de keuze gemaakt wordt om de doelgroep enigszins te gaan verengen, is het belangrijk voor Europa WSE dat hierbij steeds aandacht gaat naar zij die moeilijker tot leren komen of die vandaag – omwille van bepaalde drempels – geen toegang vinden tot de levensechte contexten voor leren die het leerecosysteem aanbiedt. Actoren betrekken in het organisatienetwerk die dit perspectief binnen brengen is cruciaal.
Moeten de activiteiten die een leerecosysteem opzet leiden naar de arbeidsmarkt?
Neen, toeleiding naar de arbeidsmarkt is geen doelstelling van deze oproep. De lerende kiest zelf de stap die hij/ zij wil nemen na een deelname aan de activiteiten van het leerecosysteem. Het leerecosysteem kan de lerende bij deze stap ondersteunen door mentoren en coaches te voorzien die de lerende helpen navigeren in het aanbod. Een mogelijk gevolg van de activiteit kan zijn dat de lerende interesse heeft om zich bij te scholen om in een bepaalde sector aan het werk te gaan. Dit is echter geen verplichting.
Kunnen Leerwinkels een rol spelen in een leerecosysteem?
Leerwinkels kunnen een mogelijke actor zijn. Bij de projectaanvraag wordt een engagement gevraagd van minimaal drie verschillende types actoren die elkaar complementair aanvullen. Er zijn actoren die diverse levensechte contexten aanbieden waarin talentontwikkeling en leren geprikkeld worden. Andere actoren brengen dan weer de reflectie op gang rond leren of helpen de lerende verder op weg. In één van de pilootprojecten, Ieper, is een leerwinkel betrokken als actieve partner. Zij vormen daar de toegangspoort tot leren en nemen een outreachende rol op.
Wat wordt er op het einde van deze oproep verwacht?
De output van deze oproep is een projectvoorstel voor oproep 65. De projectvoorstelvragen zijn reeds beschikbaar op de oproeppagina van oproep 65 “Leerecosystemen fase 2”. Indien er geen projectvoorstel wordt ingediend in oproep 65 zal er een schriftelijk rapport opgevraagd worden waarin dezelfde elementen geëvalueerd zullen worden.
Hierbij zal er meer concreet gekeken worden of de organisaties erin geslaagd zijn een netwerk uit te bouwen waarin eerste experimenten plaatsvinden, die inspelen op de noden van de geformuleerde doelgroep.
Hoe bepaal je of een experiment/output/… geslaagd is?
Projecten bepalen zelf wat wel/niet geslaagd is via een reviewkader dat door het partnerschap wordt opgesteld. Hierbij is het voor Europa WSE zeer belangrijk dat het perspectief van de doelgroep wordt meegenomen.
Europa WSE kijkt in welke mate de projecten een lerende houding opstellen en evolueren naar de door hen opgestelde doelstellingen. Hiernaast zullen de projectbeheerders bewaken dat de projecten binnen het oproepkader acties ondernemen.
Het project wordt onder meer beoordeeld op een goede kosten-baten verhouding. Zijn er richtlijnen om de personeelskosten te motiveren?
Met dit beoordelingscriterium wordt nagegaan in hoeverre de kosten die ingediend worden in relatie staan tot de acties die uitgevoerd moeten worden. We vragen hier om de loonkosten te motiveren van zowel intern personeel als personeel op factuurbasis (dienstverleners of consultancy). We adviseren om voornamelijk de eerder dure profielen te motiveren en te verantwoorden waarom dergelijk profiel nodig is voor het uitvoeren van dit soort acties. Ook wanneer consultancy of externe dienstverlening ingekocht wordt, vragen we te motiveren dat de gevraagde kost of het uurtarief overeenstemt met de gangbare marktprijzen voor dit soort opdrachten.
Kan de loonkost van vastbenoemd overheidspersoneel ingebracht worden als subsidiabele kost in dit project?
Ja. De loonkosten verbonden aan vastbenoemd overheidspersoneel zijn subsidiabel. De activiteiten die we financieren i.k.v. de oproep leerecosystemen zijn additioneel aan de reguliere werking van organisaties. In die zin is het gerechtvaardigd om de kosten verbonden aan het uitvoeren van die activiteiten volledig te financieren met ESF en VCF middelen, ook wanneer het gaat om vastbenoemd personeel.
Zijn de kosten verbonden aan projectadministratie subsidiabel?
Ja. De uren die het projectpersoneel besteedt aan het in orde brengen van projectadministratie kunnen ingebracht worden. Projectadministratie heeft bijvoorbeeld betrekking op rapportering en bewijsvoering via PLATOS, het boeken van zalen voor bijeenkomsten van het netwerk, het opstellen van verslagen van meetings, het uitsturen van invites voor bijeenkomsten, … Dit maakt het voor het partnerschap mogelijk om deze taken onder te brengen bij een personeelslid dat sterk is in deze zaken.
Heb je een kwaliteitslabel nodig?
Nee, er is voor deze oproep geen kwaliteitslabel vereist.
Kan een organisatie partner zijn in verschillende projecten?
Ja, partners kunnen betrokken zijn in meerdere projecten. Bij de indiening van een projectvoorstel zal aangetoond moeten worden dat de rol van de partner verschilt tussen de projecten. Hiernaast wordt er ook beoordeeld dat de doelstelling van elk leerecosysteem voldoende verschilt van de andere leerecosystemen in de regio. We willen geen kopieën overheen Vlaanderen die allen net hetzelfde doen.
Wat is de garantie dat als je succesvol fase 1 hebt doorlopen dat je kan doorlopen naar oproep 65?
Het projectvoorstel voor oproep 65 zal op zijn beurt de selectieprocedure doorlopen op inhoudelijk en financieel vlak. De selectieprocedure kan je terugvinden in de oproepfiche voor oproep 65. Ook daar zal men voldoende moeten scoren voor de 4 criteria. Er wordt bij de aanvragen ook gekeken naar hoe divers de projectaanvragen zijn. Indien er binnen eenzelfde regio gewerkt wordt rond dezelfde uitdaging, zal bekeken worden of er een samensmelting mogelijk is.
Bij de projecten die hoog genoeg scoren en divers genoeg zijn, wordt gekeken naar de financiële aanvraag. Daar wordt bekeken of er voldoende financiële middelen zijn om alle projecten te financieren. Indien er onvoldoende middelen beschikbaar zijn, zullen de projecten gerangschikt worden op basis van de totaalscore die elk project behaalde. De middelen zullen in dit scenario verdeeld worden van hoogste score naar laagste score tot de middelen op zijn.
Kunnen feitelijke verenigingen de promotorrol opnemen of een partner zijn binnen het project?
Neen, enkel verenigingen met een rechtspersoonlijkheid kunnen de promotor- of partnerrol opnemen. Je moet namelijk een organisatienummer hebben om uren te kunnen registreren of een projectaanvraag in te dienen. Dat neemt niet weg dat de feitelijke vereniging deel uit kan maken van het bredere netwerk, maar zij kunnen naar Europa WSE toe geen kosten in brengen.
Kunnen Infrastructuurkosten ingebracht worden in fase 1 of 2?
Neen. Investering in onroerend goed is niet subsidiabel. Het forfait kan gebruikt worden om deze kosten te dekken. Een kanttekening hierbij, het forfait bestaat meestal uit een beperkt bedrag.
Vanuit Europa WSE is er ook geen verplichting om een project te koppelen aan een site.
Is intekenen in oproep 66 een voorwaarde om in te tekenen in oproep 65? Kan je rechtstreeks intekenen op 65?
Je kan rechtstreeks intekenen op oproep 65. Als het netwerk voldoende matuur is en een antwoord kan bieden op de beoordelingsvragen van oproep 65, kan deze meteen een voorstel indienen. Let op, netwerken worden verwacht stappen te hebben gezet op verschillende aspecten en de drempel ligt hierdoor aanzienlijk hoger dan in oproep 66. Projecten die direct willen starten in fase 2 (oproep 65) zullen in hun planning moeten aantonen dat zij al op korte termijn (max 3 maanden) in staat zijn om acties richting de doelgroep te doen binnen de vooropgestelde leercontexten.
Heb je als lokale overheid recht op de Vlaamse cofinanciering?
Ja, ook lokale overheden hebben recht op Vlaamse cofinanciering.