Onze geschiedenis
Uit de ruïnes van de Tweede Wereldoorlog
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 lag Europa in brokstukken. Voor de heropbouw was tijd en vooral veel geld nodig. De Amerikaanse geallieerden kwamen te hulp met het Marshallplan, een hulpfonds om Europa opnieuw op te bouwen op vlak van economie, onderwijs en infrastructuur. Om de lijdende staal- en steenkoolindustrie in Europa te ondersteunen, richtten zes Europese landen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) op. EGKS stond in voor de omscholing en relocatie van staal- en steenkoolarbeiders, en was zo de voorloper van het ESF-fonds van vandaag.
Bloeiende economie in de jaren 50 en 60
In de decennia na de oorlog begonnen de economische en infrastructuurinvesteringen te renderen. De economie bloeide als nooit tevoren en de werkgelegenheidscijfers waren torenhoog. Het EGKS groeide verder uit tot de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Het doel van de EEG was om de werkgelegenheid verder te stimuleren en de arbeidsmobiliteit te verhogen. Heel wat Italiaanse arbeiders maakten gebruik van deze mogelijkheid om het door werkloosheid geplaagde Italië achter zich te laten. België ving een groot deel van hen op; velen kwamen terecht in de Waalse mijnen. Het Europees Sociaal Fonds richtte zich in deze periode dan ook voornamelijk op deze arbeiders uit het zuiden.
Grote hervormingen in de jaren 70
De jaren 70 brachten enkele veranderingen met zich mee. Het Europees Sociaal Fonds verbreedde zijn werkveld; niet enkel arbeiders uit de staal- en steenkoolindustrie konden er terecht, maar ook landbouwers en arbeiders uit de textielsector. Daarnaast bleef het fonds aandacht hebben voor de Italiaanse arbeiders en de moeilijkheden waarop zij botsten. Met voorbereidende studies en innovatieve pilootprogramma’s probeerde ESF de overgang te vergemakkelijken.
Een nieuw fenomeen deed z’n intrede in de jaren 70: jeugdwerkloosheid. Op maar liefst vier jaar tijd verdubbelde dat aantal. Meer dan twee miljoen jongeren onder 25 jaar zaten zonder werk, velen zonder een diploma of een diploma dat niet beantwoordde aan de noden van de arbeidsmarkt. De prioriteit van het ESF verschoof daardoor meer en meer van de migranten naar de werkloze jongeren.
Nieuwe technologieën en uitbreidingen
De jaren 80 luidden het informaticatijdperk in. Traditionele industrieën raakten in verval en nieuwe technologieën ontstonden. Het ESF werd in het begin van het decennium gebruikt om te investeren in opleidingen om deze nieuwe technieken machtig te worden.
De Europese Gemeenschap breidde ondertussen sterk uit. Maar nieuwe lidstaten zoals Griekenland, Portugal en Spanje focusten nog steeds op de –weinig winstgevende- landbouwsector. Er ontstond een kloof tussen arm en rijk. Het ESF zette zich in om de armere regio’s te stimuleren en hun werkgelegenheid op peil te brengen.
Ondanks de vele inspanningen blijft de jeugdwerkloosheid aan het begin van de jaren 80 nog altijd een nijpend probleem. Met de start van het informaticatijdperk is er een grote nood aan hooggeschoolde werkkrachten. Het ESF trekt deze taak naar zich toe en richt zich op jongeren zonder- of ongeschikt diploma en langdurig werklozen.
Jaren 90 en verder
Na de toetreding van 15, vooral Oost-Europese, lidstaten was er nood aan een nieuw elan voor de Europese structuurfondsen, wat met de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon in 2007 dan ook gerealiseerd werd. Voor ESF formuleerde de Lissabonstrategie de ambitieuze doelstelling om de werkzaamheidsgraad van de populatie op beroepsactieve leeftijd op te trekken tot 70%. Dit resulteert in een grotere aandacht voor de impact die door ESF gerealiseerd wordt, wat o.m. professionalisering en aandacht voor kwaliteit met zich mee brengt.
De inhoud van de projecten reflecteert de nieuwe tendensen op de arbeidsmarkt. Zo zijn er tegenwoordig projecten die werken rond digitalisering, telewerk, geletterdheid en de integratie van vluchtelingen op de arbeidsmarkt. In Vlaanderen zal vooral ingezet worden op de invulling van knelpuntvacatures en de activering van mensen die om diverse redenen ver verwijderd zijn van de arbeidsmarkt. Daarnaast wordt er ook veel aandacht besteed aan de realisatie van werkbaar werk, zodat meer mensen aan het werk zouden kunnen blijven.
Vanaf de programmaperiode 2021-2027 spreken we over ESF+ of ESFplus. De plus verwijst naar de samenvoeging van het klassieke ESF met andere instrumenten zoals het YEI (Youth Employment Initiative) en het FEAD (Fund for European Aid to the most Deprived). Met deze fusie wil Europa de middelen op een meer coherente en efficiënte manier inzetten. Omdat de afdeling meerdere Europese programma's en middelen beheert werd in 2022 ervoor gekozen om de naam te veranderen naar Europa WSE.