FAQ: Leerecosystemen oproep 65
Kunnen formele opleidingen en formele opleidingsactoren (scholen, universiteiten, volwassenonderwijs, …) gefinancierd worden binnen deze oproep?
Het ontwikkelen, aanbieden en/of deelnemen aan formele opleidingen wordt niet gefinancierd binnen deze oproep. De oproep focust zich immers op levensechte contexten voor leren waarbinnen burgers (nieuwe) dingen kunnen doen, waar hun leergoesting geprikkeld wordt en waar zij hun talenten kunnen ontdekken. Het leren dat doorgaat in klas- en leslokalen en dat eerder als doelstelling heeft om talenten verder te ontwikkelen tot competenties valt niet binnen de scope van dit programma.
Een belangrijke doelstelling van dit programma is dat burgers zich bewust worden en kunnen uitspreken over hun passies en talenten en dat ze van hieruit een persoonlijk leerpad vorm geven dat diverse mogelijkheden en contexten voor leren verbindt, waaronder ook formele leercontexten. Formele opleidingsactoren kunnen een rol opnemen in deze oproep in die zin dat ze mee kunnen werken aan een strategie om levensechte contexten voor leren te verbinden met meer formele leercontexten.
Wat wordt bedoeld met levensechte contexten voor leren?
Levensechte contexten bevinden zich buiten de klas- en leslokalen. Het zijn contexten waar we niet aanwezig zijn omdat we er moeten zijn, maar wel omdat we er willen zijn, bijvoorbeeld omdat we er een bepaalde interesse of passie terugvinden. Leren gebeurt binnen deze contexten in mindere mate door middel van kennisoverdracht van een expert (lesgever, docent, …) naar een lerende, maar eerder door - al dan niet samen met anderen - dingen te doen en te proberen. In de actie kunnen gaan en van daaruit passies en talenten ontdekken, staat centraal in deze contexten.
Een aantal voorbeelden (niet exhaustief):
- De plekken waar we naar toe trekken in onze vrije tijd, zoals de sportclub, de natuurclub, het cultuurhuis, …
- De plekken waar we actief zijn als vrijwilliger zoals de jeugdvereniging, het buurtcomité, …
- De plekken waar we mee bouwen aan een positieve impact op onze samenleving zoals een CSA boerderij, organisaties die werken met mensen in armoede, …
Levensechte contexten voor leren tonen overeenkomsten met authentieke leeromgevingen of met wat gekend staat als informeel en non-formeel leren.
Welke rol kunnen bedrijven opnemen in een leerecosysteem?
Bedrijven hebben heel wat kennis, kunde en infrastructuur ter beschikking die zij ter beschikking kunnen stellen voor de doelstelling van het leerecosysteem. Hierbij is het wel van belang dat een bedrijf dit doet vanuit een maatschappelijke bezorgdheid, in lijn met de doelstelling van het organisatienetwerk, en niet louter vanuit een opportuniteit voor het bedrijf (bv om eigen werknemers op te leiden of als rekruteringskanaal).
Welke doelstellingen streeft de oproep na?
De doelstelling van Europa WSE is het vergroten van het aantal toegankelijke en levensechte contexten voor leren. Binnen deze contexten kunnen burgers (jong en oud) al doende hun passies en talenten ontdekken. Op die manier wakkeren we de leergoesting in Vlaanderen aan.
De doelstelling van het leerecosysteem (en organisatienetwerk dat dit vorm geeft) kan lokaal of regionaal ingevuld worden en hoeft niet een-op-een te zijn met de doelstelling van Europa WSE. De reden waarom organisaties de krachten gaan bundelen, wordt immers gedreven door een (regionale of lokale) maatschappelijke nood, zoals antwoorden bieden op sociaal isolement, de transitie maken naar een duurzaam landbouwmodel, meer kansen bieden aan nieuwkomers in de regio, … Een leerecosysteem kan in deze een middel zijn om de regionale of lokale doelstelling te bereiken. Zo kunnen activiteiten in het leerecosysteem mensen op een toegepaste manier en in de context van hun eigen (buurt)tuin kennis laten maken met nieuwe land- en tuinbouwtechnieken of kunnen mensen uit hun sociaal isolement gehaald worden door middel van activiteiten die doorgaan in levensechte contexten.
Wanneer is een leerecosysteem voldoende matuur om een project in te dienen in oproep 65 (fase 2)?
Een leerecosysteem is voldoende matuur wanneer het organisatienetwerk dat dit leerecosysteem vormgeeft:
- Het eens is over een gedeelde doelstelling. Dit is de reden van bestaan van het netwerk en verbonden aan de outcome die het netwerk beoogt en die geen van de deelnemende organisaties afzonderlijk kan bereiken.
- De samenstelling van het netwerk bepaald heeft. Welke organisaties zijn nodig om de doelstelling te bereiken. Vuistregel voor het aantal organisaties is: zoveel als nodig, maar niet meer. Europa WSE legt het minimum aantal organisaties daarom op drie organisaties die complementair zijn ten opzichte van elkaar in het behalen van de doelstelling. Volgende perspectieven moeten aanwezig zijn in het organisatienetwerk: 1) actoren die levensechte contexten voor leren aanbieden, 2) actoren die het perspectief van groepen binnenbrengen die tot nu moeilijk toegang vinden tot de levensechte contexten in kwestie en 3) actoren die kennis binnenbrengen wat betreft talentontwikkeling en leren.
- Een governance gecreëerd heeft (overlegstructuren, manieren van besluitvorming, samenwerkingsprincipes, …) en de rollen verbonden aan het netwerkmanagement verdeeld heeft.
- Snel na de goedkeuring van het project kan starten met het uitwerken en uittesten van nieuwe praktijken (cfr de acties geformuleerd in de oproepfiche onder hoofdstuk 1.4.).
Bovenstaande elementen maken deel uit van het projectvoorstel dat ingediend moet worden binnen oproep 65.
Doorheen het project kunnen bovenstaande zaken wijzigen, bv naar aanleiding van lessen uit een review. We hanteren dus een ‘goed genoeg voor nu’ principe bij de beoordeling van de maturiteit.
Organisatie(s)(netwerken) die nog stappen te zetten hebben wat betreft bovenstaande, kunnen een project indienen in oproep 66 die begin 2024 opengesteld wordt voor indiening.
Wie behoort tot de doelgroep van een leerecosysteem?
De finale doelgroep vooropgesteld door Europa WSE omvat alle Vlaamse burgers, waaronder werkenden, werkzoekenden, niet-beroepsactieve personen, leerlingen, studenten, … Kortom iedereen, van wieg tot graf.
Projecten kunnen de keuze maken om zich te richten op een segment van deze grote groep om het project uitvoerbaar te maken. Belangrijk is evenwel dat men de brede doelgroep niet gaat verengen tot een niche of een al te specifieke doelgroep. Een interessante manier om hier een keuze in te maken is bijvoorbeeld de keuze te maken voor bepaalde thema’s of interesses (cultuur, natuur, techniek, koken, ..). De doelgroep verengt zich dan tot mensen die geïnteresseerd zijn in dit thema. Een andere keuze kan zijn om (aanvankelijk) te gaan richten op een bepaald leeftijdssegment.
Wanneer de keuze gemaakt wordt om de doelgroep enigszins te gaan verengen, is het belangrijk voor Europa WSE dat hierbij steeds aandacht gaat naar zij die moeilijker tot leren komen of die vandaag – omwille van bepaalde drempels – geen toegang vinden tot de levensechte contexten voor leren die het leerecosysteem aanbiedt. Actoren betrekken in het organisatienetwerk die dit perspectief binnen brengen is cruciaal.
Moet elk project op elke categorie van acties inzetten beschreven in de oproep?
Ja. Elk project wordt verwacht toegankelijke en levensechte contexten te verbinden, integreren en waar nodig co-creëren en wordt verwacht acties op te zetten ter bevordering van persoonlijke leerpaden. Ook wordt elk project verwacht de nodige acties te nemen voor een professioneel beheer van het organisatienetwerk. De drie categorieën van acties worden verder beschreven onder hoofdstuk 1.4 (acties en output) in de oproepfiche.
Het project wordt onder meer beoordeeld op een goede kosten-baten verhouding. Zijn er richtlijnen om de personeelskosten te motiveren?
Met dit beoordelingscriterium wordt nagegaan in hoeverre de kosten die ingediend worden in relatie staan tot de acties die uitgevoerd moeten worden. We vragen hier om de loonkosten te motiveren van zowel intern personeel als extern personeel (dienstverleners of consultancy). We adviseren om voornamelijk de eerder dure profielen te motiveren en te verantwoorden waarom dergelijk profiel nodig is voor het uitvoeren van dit soort acties. Ook wanneer consultancy of externe dienstverlening ingekocht wordt, vragen we te motiveren dat de gevraagde kost of het uurtarief overeenstemt met de gangbare marktprijzen voor dit soort opdrachten.
Is het verplicht een partnerschapsovereenkomst in te dienen bij het projectvoorstel?
Neen. Het opstellen van een partnerschapsovereenkomst is niet verplicht, maar wordt wel geadviseerd. Europa WSE stelt een sjabloon hiervoor ter beschikking dat terug te vinden is als bijlage bij de oproep in PLATOS. Het is belangrijk op te merken dat deze partnerschapsovereenkomst niet aan Europa WSE bezorgd moet worden en dat Europa WSE deze overeenkomst op geen enkele manier beoordeelt. Het sjabloon bevat een aantal artikels die partners al dan niet kunnen opnemen in de overeenkomst. De partners zijn vrij om artikels weg te laten, te herformuleren of toe te voegen. We adviseren om dit op te nemen als een gezamenlijke oefening om te komen tot een gedragen overeenkomst binnen het partnerschap.
De partners moeten wel verplicht geregistreerd worden in de PLATOS applicatie.
Kan de loonkost van vastbenoemd overheidspersoneel ingebracht worden als subsidiabele kost in dit project?
Ja. De loonkosten verbonden aan vastbenoemd overheidspersoneel zijn subsidiabel. De activiteiten die we financieren ikv de oproep leerecosystemen zijn additioneel aan de reguliere werking van organisaties. In die zin is het gerechtvaardigd om de kosten verbonden aan het uitvoeren van die activiteiten volledig te financieren met ESF en VCF middelen, ook wanneer het gaat om vastbenoemd personeel.
Zijn de kosten verbonden aan projectadministratie subsidiabel?
Ja. De uren die het projectpersoneel besteedt aan het in orde brengen van projectadministratie kunnen ingebracht worden. Projectadministratie heeft bijvoorbeeld betrekking op rapportering en bewijsvoering via PLATOS, het boeken van zalen voor bijeenkomsten van het netwerk, het opstellen van verslagen van meetings, het uitsturen van invites voor bijeenkomsten, … Dit maakt het voor het partnerschap mogelijk om deze taken onder te brengen bij een personeelslid dat sterk is in deze zaken.