ESF-project Warme Scholen: "We denken na over hoe we nog beter kunnen inspelen op de noden van leerlingen."

Gepost op 02/02/2022

Op 24 januari vierden we de ‘Internationale Dag van het Onderwijs’. Een ideaal moment om ons onderwijssysteem niet enkel in de kijker te zetten, maar ook even tegen het licht te houden. Dat laatste neemt het ESF-project Warme Scholen ter harte. Eerder spraken we al met leerkracht Kate over de impact op leerlingen en onderwijsverantwoordelijke Ann over de uitdagingen van verandering. Vandaag vertelt leerkracht Niels over de unieke werking van het nieuwe systeem in zijn school.

De visie van Warme Scholen sluit aan bij de overtuiging van ESF Vlaanderen dat een inclusieve en talentgericht aanpak het meest impact genereert. In Warme Scholen vertrekken leerkrachten vanuit de kerntalenten en kwaliteiten van de leerlingen, om zo begeleiding op maat te bieden.

Deze innovatieve manier van werken vraagt om een diepgaande verandering van het klassieke schoolsysteem naar een plek waar Warme Scholen kunnen gedijen. Leerkrachten geven in een Warme School namelijk op een totaal andere manier les; ze werken in teams voor een leergemeenschap van leerlingen, over de grenzen van leerjaren en vakken heen. Gepersonaliseerde leertrajecten zijn daarbij geen uitzondering.

De mate waarin een school deze transformaties doorvoert, hangt af van de visie, beweegredenen en doelstellingen. Zo werd er in de school van leerkracht Kate voor gekozen om de vakgroep verzorging om te bouwen volgens de Warme School-principes, maar met behoud van het leerjarensysteem. De school van leerkracht Niels ging daar enkele stappen verder in. Hij vertelt over zijn ervaring met deze unieke manier van werken.

[[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"5604","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"423","width":"480"}}]]  

(© De Tandem) 

Niels is aan de slag bij Freinetschool De Tandem in Brugge. Hij begon er destijds als leerkracht in het tweede leerjaar, maar in 2015 besloot de school komaf te maken met het leerjarensysteem. Vandaag werkt Niels binnen een zelfsturend team in de tweede graad van de bovenbouw. Wat dat precies wil zeggen, vertelt hij in dit gesprek.
 
In 2015 besloten jullie om de schoolstructuur om te gooien. Groeide het idee om te veranderen vanuit jullie Freinet-achtergrond of werden jullie geïnspireerd door het Warme Scholen-netwerk?
Niels: Wij werkten als Freinet-omgeving sowieso al heel sterk vanuit het kind. Het Warme Scholen-netwerk heeft vooral impact gehad op onze organisatie, door onze brede kijk verder open te trekken. Tom (Van Acker, coördinator Warme Scholen-netwerk, red.) en zijn team hebben ons uitgedaagd om na te denken over hoe we nog beter konden inspelen op de noden van elk kind, de ouders, de buurt en onszelf als begeleiders. Het draaide daarbij vooral om het verbreden en verdiepen van onze acties.

Welke aanpassingen heeft de transitie met zich meegebracht?
Niels: Met de transformatie in 2015 hebben we vooral het organisatorisch anders aangepakt: de leerjaren werden vervangen door een systeem van onderbouw (0-4 jaar), middenbouw (4-8 jaar) en bovenbouw (8-12 jaar) met zelfsturende teams. Elke bouw heeft een afgevaardigde die vertegenwoordigd is in een vliegwiel (een principe van het Warme Scholen-netwerk. Klik hier voor meer info, red.). Zo’n vliegwiel werkt als een soort denktank, waar alle ideeën en inzichten vanuit de verschillende bouwen samenkomen. Wat daaruit kwam, heeft bijgedragen tot wie we vandaag zijn. Dat vliegwiel blijft ook na de transitieperiode bestaan, want we zijn nog steeds in ontwikkeling. We blijven onszelf vragen stellen en groeien, in functie van de kinderen, de ouders en de buurt. Zo proberen we ervoor te zorgen dat elke stap er eentje vooruit is.

Kinderen van verschillende leeftijden worden ondergebracht in zo’n bouw. Hoe kan je rekening houden met ieders (leer)behoefte in zo’n grote, heterogene groep?
Niels: We werken daarvoor binnen de bouwen met groepen op basis van graden. Neem nu de bovenbouw met leerlingen van 8 tot 12 jaar. Die valt uiteen in twee groepen: de tweede graad met kinderen uit derde en vierde leerjaar en de derde graad met kinderen uit vijfde en zesde leerjaar. Elke graad fungeert als een groep, waarbij leerlingen door elkaar werken, op basis van hun individueel werkplan.

Onze school is zo gebouwd dat elke groep over drie functionele ruimtes beschikt: een stille ruimte, een instructieruimte en een multiruimte. In de stille ruimte wordt er zelfstandig en in stilte gewerkt aan taken. Op het werkplan van een kind staat dan bijvoorbeeld: van 09.00 tot 09.30 uur les wiskunde over kommagetallen in de stille ruimte. Dat kind werkt vervolgens zelfstandig aan die taak in dat lokaal. In de multiruimte staan tablets, boeken, schildermaterialen, … Daar mogen kinderen de opdrachten uitvoeren die hiermee verband houden, zoals praten, knutselen en knippen. In de instructieruimte worden tenslotte specifieke instructies gegeven, op het niveau van het kind. En dit telkens volgens hun eigen werkplan.

[[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"5606","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"360","width":"480"}}]]  [[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"5607","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"360","width":"480"}}]]

(© De Tandem) 

Deze manier van leren vraagt wel wat autonomie van het kind, niet?
Niels: Klopt. Om dat in goede banen te leiden, stellen we individuele werkplannen op, op maat van elk kind. Daarvoor houden we rekening met drie belangrijke voorwaarden. In eerste instantie nemen we het sociaal-emotionele aspect in acht. Hoe voelt het kind zich in de groep? We gaan een kind niet in een ruimte plaatsen waar het zich niet goed voelt, of zonder vertrouwenspersoon. Want een kind dat zich niet goed voelt, kan niet leren.

Ten tweede kijken we naar de werk- en leerhouding van het kind. Wat kan hij/zij aan? Misschien staat het kind cognitief wel sterk genoeg, maar heeft hij/zij nog niet de houding om in stilte aan een taak te werken. Dan moeten we dat kind niet in de stille ruimte plaatsen, want dat zou enkel de groep storen. Ten derde houden we ook rekening met het cognitieve niveau. Kan het kind de opdracht cognitief aan? In welke differentiatiegroep krijgt het kind instructie?  Zo komen we tot werkplannen op maat van elk kind.

Dat vereist waarschijnlijk best wel wat inspanningen van jullie als leerkracht?
Niels: Ja, dat wel. Wij evalueren onze werkplannen theoretisch gezien om de zes weken. Voor elk kind gaan we na of het werkplan nog klopt of als er moet bijgestuurd worden. Kinderen evolueren nu eenmaal constant en er zijn heel wat factoren die een rol spelen.

[[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"5616","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"360","width":"480"}}]]

(© De Tandem)

Hoe bereid je kinderen voor op die autonomie?
Niels: De verschillende bouwen zijn organisatorisch afgestemd op elkaar. In de bovenbouw werken we met de functionele ruimtes, maar we bereiden de kinderen daar al in de onder- en middenbouw op voor. In de middenbouw werken ze met gedifferentieerde groepjes aan verschillende tafels. Zo krijgen ze in de eerste graad bijvoorbeeld instructies aan tafel één, waarna ze doorschuiven om letters te stempelen aan tafel twee, om vervolgens te werken rond blokkenbouwsels aan tafel drie. Ook hier wordt de autonomie van het kind dus al gestimuleerd, zodat ze klaar zijn voor individuele werkplannen in functionele ruimtes voordat ze naar de bovenbouw doorschuiven.

In de kleuterklassen van de middenbouw en onderbouw wordt dat doorschuiven aan tafels voorbereid door te werken met hoekjes. Zo worden kinderen op organische manier gestimuleerd in hun autonomie, van hoekjes naar tafels tot ruimtes met een individueel werkplan. Daarvoor hebben we de oude structuur grondig geëvalueerd. Wat loopt goed en houden we? Wat kan anders? Hoe pakken we dit aan? Dit heeft ook geleid tot verhuis van meerdere klassen, zodat de bouwen als echt units kunnen samenwerken.

[[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"5610","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"480","width":"360"}}]] [[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"5613","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"480","width":"391"}}]]

(© De Tandem)

Hoe hebben jullie de verandering ervaren? Voelde dat natuurlijk aan, of botsten jullie op uitdagingen?
Niels: Het heeft zeker wat voeten in de aarde gehad. Als begeleider stel je je heel wat vragen: Wat gaat dit nieuwe systeem geven? Ga ik dat wel kunnen? Eigenlijk stel je jezelf meer in vraag dan het systeem op zich, want we zagen al snel dat het werkte bij de kinderen. De transitie is daarna vlot gegaan.

De nieuwe manier van werken bracht heel wat voordelen met zich mee. Ervaren jullie ook een sterkere verbondenheid met de leerlingen, zoals bij andere Warme Scholen het geval was?
Niels: Ik vind dat de verbondenheid met de leerlingen hier altijd al aanwezig was. Onze manier van spreken en communiceren, de warmte die we leerlingen geven… Dat was ook voor de transitie al zo. De verandering zat vooral in het organisatorische, de manier van organiseren van leerlingen en leerkrachten en de ruimte hiervoor.

Freinet draait om een manier van omgaan met en kijken naar kinderen, hoe je hen kan motiveren door ze in hun waarde te laten en te betrekken met het schoolgebeuren… Dat is echt een meerwaarde. Met de huidige werking bij ons op school, onze manier van denken,… Ik zou het niet meer anders willen of kunnen.

Meer info over Warme Scholen via https://www.warmescholen.net/inspiratie